11. Mercurius en Venus

mercurius en venus

De aarde is een van de acht planeten in het zonnestelsel. De binnenste vier planeten (Mercurius, Venus, de aarde en Mars) zijn betrekkelijk klein, en bestaan grotendeels uit gesteenten en metalen. Ze worden de aardse planeten genoemd. De buitenste vier (Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus) zijn veel groter, en hebben geen vast oppervlak - ze bestaan voornamelijk uit gassen. Dat zijn de reuzenplaneten.

De indeling in aardse planeten en reuzenplaneten wordt gemaakt op basis van de fysische kenmerken van deze hemellichamen. Wie de andere planeten in het zonnestelsel vanaf de aarde bekijkt, komt tot een andere tweedeling: binnenplaneten en buitenplaneten. Binnenplaneten zijn planeten die dichter bij de zon staan dan de aarde, en dus altijd min of meer in de buurt van de zon gezocht moeten worden. Buitenplaneten beschrijven hun baan buiten de aardbaan, en kunnen ook wel eens tegenover de zon aan de hemel staan, zodat ze midden in de nacht zichtbaar zijn.

Mercurius en Venus zijn de enige twee binnenplaneten. Door hun kleine afstand tot de zon hebben ze ook een kortere omlooptijd dan de aarde. Gezien vanaf de aarde zien we ze soms ten oosten (links) van de zon staan, zodat ze 's avonds na zonsondergang boven de westelijke horizon zichtbaar zijn. Een paar maanden later kunnen ze zich alweer ten westen (rechts) van de zon bevinden, en zijn ze alleen voor zonsopkomst te zien, boven de oostelijke horizon.

Venus is de opvallendste planeet in het zonnestelsel. De planeet gaat schuil onder een permanent gesloten wolkendek, dat het opvallende zonlicht heel goed weerkaatst. Daardoor kan Venus enorm helder zijn. Zo helder dat hij af en toe wordt aangezien voor een UFO. Mercurius daarentegen is veel moeilijker zichtbaar. Het kleine planeetje staat altijd dicht bij de zon, en kan dus alleen in de schemering bekeken worden. Dan moet je ook nog eens precies weten waar je hem moet zoeken. Er wordt verteld dat de beroemde Poolse sterrenkundige Nicolaus Copernicus de planeet Mercurius nooit heeft gezien.

Sinds het ruimteonderzoek is er veel meer bekend over Mercurius en Venus dan in de tijd van Copernicus. Mercurius lijkt oppervlakkig gezien op de maan: uitgestrekte, bekraterde vlaktes, geen water en geen dampkring. De temperatuur kan er overdag oplopen tot meer dan driehonderd graden; 's nachts is het er honderdvijftig graden onder nul.

Venus lijkt wat afmetingen en opbouw betreft veel meer op de aarde, maar de omstandigheden aan het oppervlak zijn onvergelijkbaar. De luchtdruk is er negentig maal zo hoog als de luchtdruk op aarde, en als gevolg van een supersterk broeikaseffect is de oppervlaktetemperatuur bijna vijfhonderd graden Celsius.

De bodem van Venus is overigens nooit te zien: dikke zwavelzuurhoudende wolken in de dampkring belemmeren het zicht op het oppervlak. Toch is het hele oppervlak inmiddels gedetailleerd in kaart gebracht met behulp van een gevoelig radarinstrument aan boord van de Amerikaanse ruimtesonde Magellan. Er blijken gigantische vulkanische structuren voor te komen, die doen vermoeden dat Venus nog steeds een geologisch actieve planeet is. Ook zijn er enkele hoogvlakten ontdekt met de afmetingen van aardse continenten.

Het helse klimaat van Venus is het gevolg van de kleine afstand tot de zon. Het water dat oorspronkelijk op de planeet aanwezig was, verdampte en verdween in het heelal; koolzuurgas kon zich ophopen in de dampkring, en hierdoor kwam een op hol geslagen broeikaseffect op gang.

Mercurius is gedetailleerd in kaart gebracht door de Amerikaanse ruimtesondes Mariner 10 en Messenger. Uit zwaartekrachtsmetingen blijkt dat de planeet een verhoudingsgewijs zeer grote kern van nikkel en ijzer heeft. Sterrenkundigen denken dan ook dat de gesteentenmantel van Mercurius oorspronkelijk veel dikker is geweest, en dat de planeet een deel van zijn mantel verloren is geraakt bij een catastrofale botsing in de beginperiode van het zonnestelsel.

In de negentiende eeuw dachten sterrenkundigen dat zich binnen de baan van Mercurius nóg een planeet zou bevinden. De planeet zou door een Franse astronoom zijn waargenomen toen hij (vanaf de aarde gezien) voor de zon langs bewoog. De nieuwe planeet kreeg alvast een naam, Vulcanus, maar inmiddels staat vast dat hij niet bestaat.