Stellar evolution on the borderline of white dwarf and neutron star formation

Arend Jan Poelarends

De snelheid waarmee de kern van een ster groeit en de snelheid waarmee de totale massa van de ster afneemt blijken belangrijke factoren te zijn bij het evolueren van een ster tot ofwel een witte dwerg of ofwel een neutronenster. Dit blijkt uit onderzoek waarop Arend Jan Poelarends op 24 januari is gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht.

Er is grote variatie in de minimum massa die een ster moet hebben om te exploderen als een supernova. Wat de uiteindelijke uitkomst van deze evolutie is (witte dwerg of neutronenster), blijkt af te hangen van een aantal factoren, waarvan de snelheid waarmee de kern groeit en de snelheid waarmee de totale massa van de ster afneemt, de belangrijkste zijn. Dit concludeert Arend Jan Poelarends in zijn promotieonderzoek. Een belangrijk ander resultaat is dat sterren die veel verder terug in de tijd ontstaan zijn (en dus veel minder 'vervuild' zijn), een veel lagere massa nodig hebben om te exploderen als een supernova dan sterren in het huidige heelal.

Met dit onderzoek heeft Poelarends het grensgebied van sterren die evolueren naar een witte dwerg en sterren die evolueren naar een neutronenster in kaart gebracht. Een aantal van deze sterren vertonen gedurende hun leven de kenmerken van sterren met een lage massa, maar hebben aan het eind toch een kern die zwaar genoeg is om in elkaar te storten. Deze sterren zouden mogelijk een verklaring kunnen bieden voor vreemde supernova explosies die zijn waargenomen en een antwoord kunnen bieden op vragen over hoe de chemische samenstelling van het heelal is veranderd vanaf de oerknal tot nu toe.

Promotie: Universiteit Utrecht, 24 januari 2007
Promotor: Prof.dr N. Langer

PDF-file van het proefschrift