Mondriaan

Mondriaan

De opname hierboven kan zo een museum in. Een abstract meesterwerk met het kleurenpalet van Mondriaan: de elementaire kleuren blauw, geel en rood. En zwart en wit om de vormen te benadrukken. Al gebruikte Mondriaan veel meer wit dan zwart. En lijkt de compositie meer op werk van Karel Appel.

De kleuren in deze opname zijn echt, al zijn ze wat intenser gemaakt. Het witte licht van de sterren blijft gewoon wit. Wit is in onze ogen niets meer dan de gemiddelde kleur van het licht van onze eigen ster. Het is natuurlijk niet toevallig dat onze ogen volledig zijn afgestemd op de kleuren waarin het zonlicht het meest intens is. En aangezien de meeste andere sterren niet al te veel verschillen van de zon, zien we ze ook in dezelfde witte kleur. Zo ook de sterren bij hun geboorte in de witte nevel in het midden en de sterren vlak na hun geboorte als ze nog in een cluster bijeen gepakt zitten.

Sommige sterren zijn daarentegen een flink stuk koeler of heter dan de zon en dan zal hun kleur ook subtiel verschillen van wit. Betelgeuze --‐de rechterschouder van Orion--‐ is bijvoorbeeld een stuk koeler (3500 graden tegenover zo'n 6000 voor de zon) en is duidelijk rood. Rigel --‐de linkervoet--‐ is een stuk heter (11000 graden) en is blauwachtig. Zo vormt de kleur van een ster een redelijk goede thermometer. Met het blote oog kunt u dus meten aan de sterren in Orion ondanks dat ze vele honderden lichtjaren van u af staan. Alleen
moet wel de temperatuurschaal herijkt worden ten opzichte van de associaties die uw hersenen hebben aangeleerd: rood is juist de kleur van sterren die koeltjes aan het pruttelen zijn en sterren die terminaal zijn. Absoluut geen vurige passie dus. Dat is juist voorbehouden aan de blauwste sterren.

Maar de kleur van een nevel rondom een ster geeft nog veel meer informatie prijs, zowel over de nevel zelf als over de ster die deze belicht. De blauwe nevel in de opname is maar net iets blauwer dan een onbewolkte hemel. Beide zijn blauw om dezelfde reden: de gasmoleculen verstrooien het blauwe deel van het sterlicht veel meer dan de andere zichtbare kleuren. In het geval van de dubbelster rho Ophiuchi is het sterlicht sowieso al een stuk blauwer dan zonlicht aangezien beide sterren een stuk zwaarder en daarom heter zijn dan de zon.

De gele nevel wordt belicht door een van de helderste sterren aan de hemel: Antares, het oog van de schorpioen. Ooit was ook deze zware ster mooi blauw en joeg hij als een razende door zijn brandstof heen. Toen de primaire brandstof op was, werd Antares onvermijdelijk een stuk koeler en dus roder. Daarbij is hij ook flink opgezweld en is hij stofdeeltjes gaan produceren. Het is juist zijn eigen stof dat nu gelig oplicht rondom Antares. Deze nevel is dus niet blauw omdat de centrale ster amper blauw licht heeft, maar ook omdat de verstrooiing door stofdeeltjes veel minder voorkeur heeft voor blauw dan bij gasmoleculen. Hier is nu geel de meest verstrooide kleur.

De sterren in het centrum van de rode nevel zijn een fractie warmer dan die in de blauwe nevel. De rode kleur is hier dus ineens verbonden met hoge temperaturen! In dit geval wordt de nevel zo sterk opgewarmd door het sterlicht dat het zijn eigen licht gaat uitzenden. Dat licht is geen warmtestraling, maar is precies die ene kleur die energiek waterstofgas uitzendt. Deze kleur is specifiek voor het soort gas en is toevallig net zoals bij neonverlichting rood.

Rode kleuren worden ook gecreëerd door de donkere stofwolken die overal door het beeld zwieren. Als het sterlicht überhaupt al door deze wolken komt, dan heeft het zijn blauwe en gele kleuren verloren door verstrooiing. Er blijft dan alleen rood over, net als bij een zonsondergang.

Blauwe luchten en zonsondergangen. Leven en dood. Ik wil wel eens een kunsthistoricus zien die zoveel informatie uit een echte Mondriaan bij elkaar kan interpreteren. Maar soms mag een plaat ook gewoon alleen maar erg mooi zijn.

Frans Snik, Sterrewacht Leiden, Universiteit Leiden