Kosmische sproeiers verklaard

Deze nieuwe opname van ESO’s Very Large Telescope toont de planetaire nevel Fleming 1 in het sterrenbeeld Centaurus. Dit opvallende object is een wolk van gloeiend gas rond een stervende ster. Nieuwe waarnemingen hebben laten zien dat er waarschijnlijk
Deze nieuwe opname van ESO’s Very Large Telescope toont de planetaire nevel Fleming 1 in het sterrenbeeld Centaurus. Dit opvallende object is een wolk van gloeiend gas rond een stervende ster. Nieuwe waarnemingen hebben laten zien dat er waarschijnlijk

Astronomen die gebruik maken van ESO's Very Large Telescope hebben ontdekt dat twee witte dwergen om elkaar heen cirkelen in het centrum van de planetaire nevel Fleming 1. Deze ontdekking bevestigt een veelbesproken theorie over het symmetrische karakter van de straalstromen van materie dat de ruimte in wordt geslingerd. Het resultaat wordt op 9 november 2012 in het tijdschrift Science gepubliceerd.

Planetaire nevels zijn gloeiende schillen van gas rond witte dwergen – het overblijfsel van zonachtige sterren. Fleming 1 is een prachtig voorbeeld van zo'n nevel: hij heeft opvallend symmetrischestraalstromen van materie, zogeheten jets, die een kronkelpatroon vertonen. Een onderzoeksteam onder leiding van astronoom Henri Boffin (ESO, Chili) heeft nieuwe waarnemingen van Fleming 1 met de Very Large Telescope (VLT), gecombineerd met bestaande computermodellen om voor het eerst precies te laten zien hoe deze bizarre vormen tot stand zijn gekomen.

De astronomen ontdekten dat er waarschijnlijk niet één, maar twee witte dwergen in het centrum ervan staan, die in 1,2 dag om elkaar heen cirkelen. "Astronomen hebben al vaker voorgesteld dat de mooie en ingewikkelde vormen van Fleming1 het gevolg zijn van de nauwe interactie tussen een tweetal sterren, maar daarbij werd altijd gedacht aan sterrenparen met een flinke onderlinge afstand en een omlooptijd van tientallen jaren of langer", zegt Boffin. "Dankzij onze modellen en waarnemingen (…) ontdekten we dat de beide sterren een paar duizend keer dichter bij elkaar staan."

Terwijl de twee sterren in het centrum ouder werden en opzwollen, gedroeg één van hen zich bij tijd en wijle als een stellaire vampier, die zijn metgezel uitzoog. Er stroomde materiaal naar de 'vampier', waardoor zich rond deze een zogeheten accretieschijf vormde. Door de interactie van de om elkaar heen draaiende sterren gedroeg deze schijf zich als een wiebelende tol – een beweging die precessie wordt genoemd. Deze beweging heeft gevolgen voor het uiterlijk van de jets. Dit onderzoek bevestigt nu dat precesserende accretieschijven in dubbelstersystemen de oorzaak zijn van de verbluffend symmetrische patronen rond planetaire nevels als Fleming 1.

De lang belichte opnamen van de VLT hebben ook geleid tot de ontdekking van een onregelmatige ring van materiaal in het hart van de nevel. Zo'n ring is ook bij andere soorten dubbelstersystemen aangetroffen en vormt een sterke aanwijzing dat er een sterrenpaar aanwezig is.

Bron: ESO