APEX ontdekt verscholen stervorming in protocluster

Artist’s impression van een cluster-in-wording in het vroege heelal Credit: ESO/M. Kornmesser
Artist’s impression van een cluster-in-wording in het vroege heelal Credit: ESO/M. Kornmesser
Astronomen, onder wie George Miley en Huub Röttgering van de Universiteit Leiden, hebben de APEX-telescoop ingezet om een enorm cluster van sterrenstelsels in het vroege heelal te onderzoeken. Daarbij is ontdekt dat veel van de stervorming die daarin plaatsvindt niet alleen schuilgaat achter stof, maar bovendien op onverwachte plaatsen optreedt. Dit is voor het eerst dat de stervorming in een object als dit volledig is geïnventariseerd.
 
Clusters zijn de grootste objecten in het heelal die door de zwaartekracht bijeengehouden worden, maar hun vorming wordt niet goed begrepen. Het Spinnenwebstelsel (voorheen bekend als MRC 1138-262) en zijn omgeving worden al twintig jaar onderzocht met telescopen van ESO en anderen. Het wordt beschouwd als een van de beste voorbeelden van een cluster-in-aanbouw, zoals die meer dan tien miljard jaar geleden bestonden.
 
Helmut Dannerbauer (Universiteit van Wenen, Oostenrijk) en zijn team hadden het sterke vermoeden dat het verhaal verre van compleet was. Zij wilden de donkere kant van de stervorming onthullen en ontdekken in welke mate de stervorming in de Spinnenwebcluster door stof aan het zicht wordt onttrokken.
 
Het team gebruikte de LABOCA-camera van de APEX-telescoop in Chili om de Spinnenwebcluster gedurende veertig uur waar te nemen op millimetergolflengten – golflengten waarop de meeste dichte stofwolken doorzichtig zijn. LABOCA heeft een groot beeldveld en is het perfecte instrument voor zo’n survey. 
 
Uit de APEX-waarnemingen blijkt dat er in vergelijking met de omringende hemel in het gebied van de Spinnenweb ongeveer vier keer zoveel bronnen wordt gedetecteerd. Door de nieuwe gegevens zorgvuldig te vergelijken met aanvullende waarnemingen op andere golflengten, konden de astronomen bevestigen dat veel van deze bronnen zich op dezelfde afstand bevinden als de cluster zelf, en daar dus deel van moeten uitmaken. 
 
Toen de astronomen gingen kijken waar de nieuw ontdekte stervorming plaatsvond, stond hen een verrassing te wachten. Verwacht werd dat het stervormingsgebied zou samenvallen met de lange filamenten die de sterrenstelsels met elkaar verbinden, maar in plaats daarvan bleek de stervorming vooral op één plek geconcentreerd te zijn, en dat gebied is niet eens gecentreerd rond het Spinnenwebstelsel in het hart van de protocluster.
 
Om het verhaal verder uit te pluizen, zijn meer waarnemingen nodig. En ALMA is het aangewezen instrument om de volgende stap te zetten en deze stofrijke gebieden nog gedetailleerder te onderzoeken.

Meer informatie en afbeeldingen op de Nederlandstalige ESO-website.